Meerderjarig inwonend kind recht op medehuurderschap? 

Het kan voorkomen dat je als volwassen kind en ouder(s) nog (of alweer) met elkaar in dezelfde huurwoning woont. Vaak heb je dan als volwassen kind geen enkele rechten of plichten ten opzichte van de huurwoning, je bent geen medehuurder; niet op basis van het huurcontract noch op basis van de wet. Medehuurderschap kan wel aan de verhuurder verzocht worden. Uit de praktijk blijkt dat het medehuurderschap van een meerderjarig kind niet snel wordt gegeven. De reden is dat aangenomen wordt dat het samenwonen van ouder en kind aflopend is waardoor het niet duurzaam is. Daarnaast willen verhuurders niet het risico lopen dat zij generaties lang aan een oud huurcontract met een te lage huurprijs vast zitten en het volwassen kind op oneigenlijke gronden de lange wachtlijsten tracht te omzeilen. 

Wettelijke eisen medehuurderschap

Op grond van artikel 7:267 lid 1 BW is er sprake van medehuurderschap wanneer de huisgenoot van de huurder voor een periode van twee jaar zijn hoofdverblijf heeft in het gehuurde en samen met de huurder een duurzame gemeenschappelijke huishouding voert. 

Bij een verzoek tot medehuurderschap kan de rechter dit verzoek alleen afwijzen op grond van de in de wet opgenomen afwijzingsgronden: 

a. indien de huisgenoot niet gedurende ten minste twee jaren in de woonruimte zijn hoofdverblijf heeft en met de huurder een duurzame gemeenschappelijke huishouding heeft; 

b. indien, mede gelet op hetgeen is komen vast te staan omtrent de gemeenschappelijke huishouding en de tijdsduur daarvan, de vordering kennelijk slechts de strekking heeft de huisgenoot op korte termijn de positie van huurder te verschaffen; 

c. indien de huisgenoot vanuit financieel oogpunt onvoldoende waarborg biedt voor een behoorlijke nakoming van de huur. 

Medehuurderschap nog thuiswonend volwassen kind 

In een recente uitspraak van de Rechtbank Limburg woonden eisers (moeder en zoon) in een woning van de woningbouwvereniging Heemwonen. De zoon heeft nooit het huis verlaten en is inmiddels 41 jaar oud. 

Op 30 januari 2020 heeft de zoon een verzoek bij Heemwonen ingediend ter verkrijging van de status van medehuurder. Heemwonen weigerde met dit verzoek mee te werken, waardoor moeder en zoon naar de rechter zijn gestapt. De rechter heeft in deze geoordeeld dat de zoon geen dusdanige leeftijd heeft bereikt waaruit is af te leiden dat hij niet alsnog het ouderlijke huis zal verlaten, waardoor er geen sprake is van een bijzondere omstandigheid op basis waarvan medehuurderschap moet worden toegewezen.  

In de praktijk wordt er vooral naar de eerste afwijzingsgrond van artikel 7:267 lid 1 BW gekeken. Voor een verzoek tot medehuurderschap door ouder(s) en het volwassen kind is het dan ook van belang om aannemelijk te maken dat er sprake is van een duurzame gemeenschappelijke huishouding. Waar deze verzoeken tot medehuurderschap vrijwel altijd op stuklopen is de duurzaamheid. Ook volgens deze rechter is er geen sprake van duurzaamheid van de gemeenschappelijke huishouding. Er is in de regel namelijk sprake van een aflopende samenlevingssituatie tussen een ouder(s) en het volwassen kind. Alleen onder bijzondere omstandigheden kan een samenleven van kind en ouder(s) na het zelfstandig worden van het kind worden aangemerkt als een blijvende samenwoning met gemeenschappelijke huishouding in de zin van artikel 7:267 lid 1 BW. 

Er was wel sprake van een gemeenschappelijke huishouding volgens de rechter. Moeder en zoon waren een ‘verknocht duo’. Beide droegen zorg voor elkaar, hielpen elkaar in het huishouden en hun financiën waren verweven. Maar alleen een gemeenschappelijke huishouding is volgens de rechter niet voldoende, het gaat om de duurzaamheid van die gemeenschappelijke huishouding. 

Van duurzaamheid was in dit geval geen sprake. De situatie was normaal aflopend. Alleen onder bijzondere omstandigheden kan sprake zijn van duurzaamheid, maar die waren er volgens de rechter niet. Om een duurzame huishouding te voeren moeten moeder als zoon de intentie hebben om altijd samen te blijven wonen. Het gegeven dat het inwonende kind reeds 41 jaar is en nog steeds samen met zijn moeder woont is volgens de rechter geen bijzondere omstandigheid en is onvoldoende om aan te nemen dat er sprake is van deze duurzaamheid. Daarnaast staat de zoon al 6 jaar ingeschreven als woningzoekende. Dit is een omstandigheid die tot het oordeel noopt dat de zoon op enig moment mogelijk toch op zichzelf zal gaan wonen.  

Terugkerende volwassen kinderen

Het komt ook voor dat kinderen na op zichzelf gewoond te hebben, weer terugkeren naar hun ouder(s). Dit kan om verschillende redenen zijn bijvoorbeeld wanneer er behoefte is aan wederzijdse verzorging, steun of na een echtscheiding. In een recente uitspraak van de Rechtbank Rotterdam ging het om een man die na een tijd zelfstandig te hebben gewoond na zijn echtscheiding weer bij zijn moeder is gaan wonen. Destijds was de intentie van de zoon niet om voor altijd bij zijn moeder te blijven wonen. Gaandeweg bleek de samenwoning voor beiden zeer gewenst en ontstond de wens om duurzaam met elkaar samen te (blijven) wonen. De rechter oordeelde hier dat de uit “nood” geboren toestand is uitgegroeid tot een duurzaam samenwonen tussen ouder(s) en volwassen kind. Mede-huurderschap is in deze door de rechter toegekend. 

Advies of advocaat nodig? 

Mocht u als huurder of verhuurder tegen juridische vragen of problemen aanlopen bij een verzoek tot medehuurderschap, dan kunt u altijd contact met ons opnemen. 

Voor meer informatie en juridische bijstand in kwesties als deze kunt u contact opnemen met Brugrecht advocaten op tel: 070-326 328 1 of per mail: info@brugrecht.nl

Dit artikel is actueel op de datum van publicatie, vanwege de continue ontwikkeling van het recht kan de inhoud op een later moment niet meer up to date zijn.