VvE Bestuurder is aansprakelijk en moet schade aan VvE vergoeden

VvE Bestuurder is aansprakelijk en moet schade aan VvE vergoeden

De rechtbank Den Haag oordeelde dat een inmiddels vertrokken VvE bestuurder en administrateur aansprakelijk is voor de schade van de VvE als gevolg van de slecht gevoerde administratie, onjuiste betalingen en oninbare vorderingen.

In deze casus speelde het volgende. De in de procedure aangesproken oud-bestuurder verzorgde vanaf 2004 tot 2015 de administratie van de VvE, omdat hij een boekhoudkundige achtergrond had. Van 1 januari 2015 tot 1 januari 2017 was hij formeel de (enige) bestuurder van de VvE en deed hij nog steeds de administratie. Na zijn vertrek werd het bestuur en de administratie overgedragen aan een professionele beheerder. Deze beheerder constateerde dat de administratie niet op orde was en allerlei stukken ontbraken. Omdat de oud-bestuurder deze stukken niet vrijwillig wilde aanleveren heeft de VvE via de rechter alsnog de stukken gekregen. De aangeleverde stukken bleken echter nog steeds niet de volledige administratie te omvatten, waardoor de beheerder de ontbrekende stukken heeft moeten reconstrueren. Na grondige bestudering van de stukken bleek dat er veel posten onterecht betaald waren en/of niet (tijdig) zijn verhaald bij debiteuren. De schade voor VvE bedroeg € 34.840,82 (incl. de kosten van de beheerder voor het onderzoek en reconstrueren van de administratie). De oud-bestuurder is verzocht deze schade aan de VvE te betalen, toen hij dat niet wilde is de VvE naar de rechter gegaan.

De rechtbank maakt in haar vonnis onderscheid tussen de periode van 2004-2015 en de periode van 2015-2017. Over de periode dat de oud-bestuurder, bestuurder was (2015 -2017), oordeelt de rechter dat op grond van art. 2:9 lid 1 BW elke bestuurder jegens de door hem bestuurde rechtspersoon is gehouden tot een behoorlijke taakvervulling. De bestuurder kan aansprakelijk zijn als hem een ernstig verwijt is te maken. Of hiervan sprake is hangt af van de omstandigheden van het geval, waaronder het inzicht en de zorgvuldigheid die de bestuurder heeft betracht bij de vervulling van zijn taak en of hij die nauwgezet heeft vervuld. 

Het werk dat de oud-bestuurder verrichtte tot 2015 was niet op grond van een overeenkomst, waardoor de vraag of de bestuurder aansprakelijk is moet worden beantwoord aan de hand van de vereisten van onrechtmatige daad. Vastgesteld dient dan te worden of hij heeft gehandeld in strijd met de zorgvuldigheid die hij jegens de VvE in acht had moeten nemen. De rechtbank oordeelt dat, gezien zijn boekhoudkundige achtergrond, de oud-bestuurder jegens de VvE de zorgvuldigheid in acht had moeten nemen die in het maatschappelijk verkeer van een deskundig administrateur, tevens lid, mag worden verwacht.

Met de VvE is de rechtbank van oordeel dat de administratie een puinhoop was, dat er onjuiste betalingen zijn gedaan en diverse kosten niet bij de leden zijn geïnd die door verjaring niet meer inbaar zijn. De rechtbank concludeert dat het optreden van de oud-bestuurder vanaf 2004 tot 2017 zich kenmerkte door structurele nalatigheden en grove onnauwkeurigheden in de financiële huishouding. Gezien zijn boekhoudkundige achtergrond moest hij als geen ander vermoeden dat hij zo de VvE financieel aanzienlijk zou benadelen. Ter zake de tijd dat hij alleen de administratie deed voor de VvE oordeelt de rechtbank dat hij uiterst onzorgvuldig heeft gehandeld en daarom onrechtmatig jegens de VvE.  Ter zake de periode dat hij bestuurders was moet zijn handelen zondermeer als in strijd met een behoorlijke vervulling van de hem opgedragen taak worden beschouwd. Met de VvE is de rechtbank van oordeel dat de oud-bestuurder ernstig verwijtbaar heeft gehandeld. De oud-bestuurder wordt dan ook veroordeeld tot het betalen van de door de VvE gevorderde schade ad € 34.840,82.

Over de kosten van de beheerder merkt de rechtbank nog op dat deze kosten ook volledig vergoed moeten worden, omdat het ging om redelijke kosten ter beperking en vaststelling van de schade (ex art. 6:96 lid 2 onder a en b BW).

Meer informatie

Advies of een advocaat nodig? Brugrecht advocaten is gespecialiseerd in VvE recht, zijn er problemen binnen de VvE dan kunnen wij u daarbij bijstaan. Voor meer informatie en juridische bijstand in kwesties als deze kunt u contact opnemen met Brugrecht advocaten op tel: 070-3263281 of per e-mail: info@brugrecht.nl

Dit artikel is actueel op de datum van publicatie, vanwege de continue ontwikkeling van het recht kan de inhoud op een later moment niet meer up to date zijn. 

 

Geschreven door:
Annemarie Wiesmeier – van der Brugge, vastgoed advocaat bij Brugrecht

huurovereenkomst

Eenvoudigere beëindiging medehuur?

Eenvoudigere beëindiging medehuur? 

Uit vaste rechtspraak volgt dat een wettelijke medehuurder (echtgenoot of de geregistreerde partner) op voet van artikel 7:266 lid 5 BW de rechter kan verzoeken om het alleen huurrecht. Als dit wordt toegewezen, eindigt de huurovereenkomst met de andere wettelijke medehuurder en heeft dit, ondanks dat de verhuurder geen partij is geweest bij de procedure, ook gelding ten opzichte van de verhuurder. 

Er bestond onduidelijkheid over of de wettelijke bepalingen die betrekking hebben op wettelijke medehuurders (zie hiervoor), een op een gelden voor contractuele medehuurders ex art. 7:267 BW (de huurders staan beiden op het contract, zoals samenwoners of woningdelers). Aan de Hoge Raad zijn toen de volgende zogenaamde prejudiciële vragen gesteld: 

1. Is de verhuurder gebonden aan een op grond van artikel 7:267 lid 7 BW berustende rechterlijke beslissing? 

2. Geldt overeenkomstige toepassing van artikel 7:267 lid 7 BW bij gezamenlijk huur door twee of meerdere huurders? 

Op 24 december 2021 heeft de Hoge Raad  geantwoord en wijst hij er bij de eerste vraag op dat uit de wetsgeschiedenis volgt dat het de bedoeling is geweest van de wetgever om zowel in de situatie waarin sprake is van een huwelijk of geregistreerd partnerschap, als in de situatie waarin door de huurder en een derde een verzoek is gedaan tot medehuurschap, een vergelijkbare bescherming te bieden. Ook medehuurders in de zin van artikel 7:267 BW hebben de mogelijkheid om zich tot de rechter te wenden ter bescherming van zijn recht op ‘zijn huis’, de verhuurder kan dit niet tegenhouden, aldus de Hoge Raad.  Het antwoord op de eerste vraag is dan ook bevestigend.

Ter onderbouwing van zijn antwoord op de tweede vraag verwijst de Hoge Raad naar een eerdere uitspraak uit 2007  waarin geoordeeld was dat artikel 7:266 lid 5 BW (verzoek om alleen huurrecht) ook van toepassing is op echtgenoten/geregistreerde partners die tevens contractueel medehuurders zijn. Deze eerdere uitspraak en de wens van de wetgever om gelijke bescherming te bieden aan andere contractuele medehuurders dan echtgenoten en geregistreerde partners, maakt dat de Hoge Raad de tweede vraag ook bevestigend heeft beantwoord. 

Voornoemde uitspraak van de Hoge Raad heeft tot gevolg dat het voor zowel echtgenoten en geregistreerde partners als voor contractuele medehuurders (twee of meer) mogelijk is dat de huur door de rechter wordt toegewezen aan één van de huurders. Voor verhuurders kan dit mogelijk een ongunstig effect hebben omdat de verhuurder er immers bewust voor heeft gekozen om een huurovereenkomst aan te gaan met meerdere personen (om zo meerdere verhaalsmogelijkheden te hebben). Op basis van deze uitspraak kan de verhuurder op enig moment geconfronteerd worden met slechts één huurder, die niet aan zijn of haar huurverplichting voldoet en geen verhaal biedt. 

Meer informatie

Advies of een advocaat nodig? 

Mocht u als huurder of verhuurder tegen juridische vragen of problemen aanlopen bij een kwestie omtrent (de beëindiging van) medehuurschap, dan kunt u altijd vrijblijvend contact met ons opnemen. Voor meer informatie en juridische bijstand in kwesties als deze kunt u contact opnemen met Brugrecht advocaten op tel: 070-3263281 of per e-mail: info@brugrecht.nl

Dit artikel is actueel op de datum van publicatie, vanwege de continue ontwikkeling van het recht kan de inhoud op een later moment niet meer up to date zijn. 

 

Geschreven door:
Sanne Uilkema, vastgoed advocaat bij Brugrecht